Australie - Westralia, Perth & the country
Maar eerst zitten we nog een weekje in Jimboomba bij Gerrit en Ann. We eten weer koreaans, laten Atjie weer uit, en we krijgen zelfs originele koreaanse eetstokjes van Ann, om te oefenen. Rens gaat naar de australische kapper en krijgt een hairdo waar ik spontaan Neighbours van ga zingen. Leuk hoor! Gerrit wil graag fietsen in Brisbane, dus we spreken een keer af na zijn werk, karren naar het centrum met de leenfietsen van Anton en Cherrie in de achterbak, kopen nog snel een slot in de K-mart, want zelfs in Brissie schijnen dieven rond te lopen, zo fietsen we over de Victoria Bridge (mooi uitzicht op de Brisbane River en de stad), we bezoeken de City Botanic Gardens (klein maar heel mooi, veel stukjes met wat jaren-50-truttige-bloemenperkjes, maar ook een paar mooie grote Boabs, oftewel Adansonia Gregorii, oftewel Gadawons in Abo-taal) en lunchen wat op de Queensland universiteitscampus. Rens wacht op de koffie-bestelling, Rob bewaakt alvast een tafeltje. Een grote Ibis komt op tafel springen om de restjes weg te pikken. Weer eens wat anders dan een meeuw. Daarna fietsen we via een klein voet- en fietspad bruggetje terug naar de zuidoever om de GOMA (Gallery of Modern Art) te bezoeken. We zijn helemaal weg van de grote vilten hoed die tegen de muur geplakt is (en erg lijkt op een grote versie van Rens zijn Boliviaanse hoedje) en van een hertje wat als een soort builenpest allemaal kristallen bollen op zijn lijf heeft zitten. Heel mooi. Dan komt Gerrit er aan, profie met zijn reesfiets en kekke helm (sowieso verplicht in Oz); Rob zijn helm is nog wel ok, maar die van Rens is niet meer dan wat schuimpapier met een raar plakbandje eromheen. We fietsen een rondje rivier / centrum: de oever is vrijgelaten voor een parkachtig landschap en overal lopen mooie fietspaden, we klimmen naar Kangaroo Point en we fietsen langs een steile bergwand waar klim-mannen, al dan niet half ontbloot, tegen de wand op scharrelen. Zo zie je maar, als je fietst kom je heel wat moois tegen! ‘s Avonds gaan we met Gerrit uit eten bij een goede Koreaan en ook daar eten we Bibimbab (wat zoiets betekent als mixed rice), Ann had het eerder voor ons gemaakt en dit is helemaal geweldig lekker eten!!!
En verder zijn we bezig met de VERKOOP van de crappy car. Ondertussen doet ie het weer aardig goed (we zijn er mee naar Brissie gereden zonder brokken nietwaar) en we willen er veel poen voor, ook om de (emotionele) wonden wat te verzachten. We plaatsen een add op gumtree en op cars4salesaustralia. Fingers crossed!! We krijgen wat vreemde reacties erop, vooral van mannen op zee of het buitenland die uitgebreide emails sturen, de auto graag willen open, en nee hoor, we hoeven de auto niet te zien of te proberen, we laten hem wel ophalen... bla bla. Schimmig hoor. De enige legitieme reactie lijkt van degene te zijn die antwoord met: 'That's way overprized! Good luck with that!'. Een van de hoogtepunten is nog het bezoek aan The Dutch Shop, waar we veel te veel drop kopen en nog dagen daarna van blijven eten, maar soms moet je doen wat je moet doen..
En dan vliegen we naar Perth. Voor 450 dollartjes hebben we beiden een plekje gereserveerd bij Jetstar, het goedkopere zusje van Quantas. We vliegen er 6 uur over, en we krijgen 2 uur terug vanwege het tijdsverschil. Het verbaast niemand natuurlijk dat er alweer een schreeuwkindje achter ons zit. Dat de moeder heel dik is en het kindje op schoot heeft in een van de krappe stoeltjes (het kindje is overigens ook heel dik) draagt ook niet bij aan een ontspannen sfeertje. Gelukig is moeder wel heel aardig en vriendelijk want ze zegt wel honderd keer 'Be quiet please' tegen het kindje, maar kennelijk verstaat die nog geen engels.
De crew biedt een [ijpet] aan. Rob: 'Dat is raar zeg, dat ze maar een stuk of tien van die eyepads hebben en ze vragen er nog tien dollar voor ook! Belachelijk. Gelukkig hebben we onze eigen eyepads bij he!'. Rens: 'Ze bedoelen I-pads Rob'.
We komen heel laat aan, nemen een taxi naar het huis van Esther en Ian en hun drie dochters Amy, Hannah en Lucy in de wijk Darlington; en daar blijkt de deur toch niet van buitenaf te openen zoals beloofd door Esther, dus daar sta je dan met al je tassen in het donker voor een donker huis. Toch maar aanbellen? We zenden een smsje dat we er zijn en besluiten eigenlijk om de tent op te zetten in de tuin, een mooi grasveldje voor de deur ziet er uitnodigend genoeg uit, maar helaas, Esther komt ons toch nog redden! Misschien maar goed ook, we zijn echt moe en een echt bed ligt dan toch wel ietsje lekkerder.
Maar goed. We zijn in Western Australia, of Westralia (West Australia mag je niet zeggen! waarom weten we niet) of heel hip WA, 'dabbol-joe-ee' of Sandgroper land; de andere aussies noemen de mensen van Perth en omgeving, om voor ons onverklaarbare redenen een sandgroper; dat is een insect wat onder de grond leeft, dus verzin maar een verband. In 1616 is de eerste europeaan, toevallig een Nederlander Dirk Hartog (nog nooit van gehoord) langs deze kust gezeild, maar heeft er verder niets mee ‘gedaan'. Het land is volgens de wikibijbel 3 tot 3.2 miljard jaar oud, een extremely eroded and ancient land. Heel onvruchtbaar, maar ook heel groen, gek genoeg en veel land ten oosten van Perth word gebruikt voor de teelt van graan. Oorspronkelijk leefde het Noongar /Nyungar volk hier, maar zoals dat toen ging, zijn die verjaagd, doodgegaan aan enge europese ziektes of uitgemoord. Perth (en het kusstadje Fremantle) is gesticht in 1829 door meneer Stirling, is vrij groot (1.7 miljoen mensen wonen in de metropolitan area) en vrij modern, ligt aan en rond de grote Swan River (beroemd vanwege de zwarte zwanen die er op ronddobberen) en we bezoeken er de (hoe kan het ook anders) Botanic Garden, ook Kings Park genoemd. Het is een enorm groot stuk land met uitzicht op de skyline, vol met native plants. Veel toothbrushes en bottlebrushes (onze lampepoetsers) en de heel aparte kangaroo paws (Anigozanthos); bijzondere bloemen waarvan de meeldraden lijken op een kangaroe pootje, vandaar de naam, heel verrassend natuurlijk. En niet te vergetendegrass trees, grappige planten: een stammetje waar een toef gras uit groeit, typical Western Australian (http://www.grasstrees.com.au/). We hadden daarvoor wel eerst onze huurauto opgehaald in het centrum; we doen er ongeveer drie uur over om van Esthers huis, met de bus en de trein en dan nog wat lopen bij de verhuurder op Gordon street te komen, maar goed dan heb je ook wat: een gloednieuwe Hyundai! Natuurlijk, hoe kan het ook anders, hebben we weer problemen; de creditcard geeft een foutmelding en na een paar keer proberen (en nee, Rob gaat nu niet contact opnemen met de abnamrobank, er is sowieso geen telefoon die internationaal kan bellen en, heel convenient, ze hebben geen skype en nee, Rob gaat ook niet in een telefooncel staan klooien) komen we er achter dat de daglimiet van de kaart waarschijnlijk bereikt is (de autoverhuurbedrijfjongen is heel behulpzaam en regelt voor ons een betaling in twee termijnen; ook opgelost!). De prijs voor de huur valt wel mee, maar (slim hoor) ze hebben de verzekering heel duur gemaakt, dus de totale prijs verdubbelt zowat. Of je moet een eigen risico van ruim 3000 dollar ok vinden. Dat doen we dus niet, en dus heel duur, maar wel heel soepel rijden we onze eerste rondjes over het asfalt van Perth.
Het autootje staat te glimmen op het erf van Esther en Ian, een grappig klein randpsychotisch vogeltje wat lijkt op een roodborstje, maar eigenlijk een geel borstje heeft, vindt onze auto(spiegel) heel interessant; de hele middag zit ie te kijken naar zichzelf, te kwetteren en rond te wapperen: wel blijkt het kleine vogeltje vol te zitten met poep, want binnen no time zit de spiegel onder de drek. Australie zit ook vol gevaren! Je moet ook oppassen voor de magpies en andere vogels, ze snaaien zo het eten van je bord, of ze nemen je sleutels mee (wat Ian is overkomen). Na een paar dagen lekker rieleksen en rondhangen bij de kookaburra-villa van Esther besluiten we om maar weer eens op pad te gaan als we nog wat willen zien van WA. We horen op zondag ook dat het weer vanaf maandag gaat verslechteren dus we gaan proberen om te ontsnappen aan regen door meteen aan te sturen op het noorden, waar het warmer is (hopen we): weather refugees zijn we. Die maandag gooien we de auto vol met tent & troep, doen we nog boodschappen in de Coles van Midland, de eerste druppels vallen dan al uit de lucht. En dan volgt een lange barre tocht naar het noorden; de lucht is donker geworden, de wind is gaan opzetten tot stormachtig en de regen klettert tegen de raampjes van ons autootje. Later horen we dat er een enorme storm over Perth is getrokken, met zelfs een zeldzame hagelbui! Wij missen de hagel, maar de regen blijft maar komen. Rijden over donkere weggetjes waar je niks van ziet omdat de hoosbuien niet weg te ruitenwisseren zijn is geen pretje, we komen eigenlijk ook geen geschikt plekje tegen om ons tentje op te zetten, hoewel we ook niet erg veel zin hebben om in dit hondeweer te kamperen, en we zitten kilometers lang te dubben wat we zullen doen, toch de tent, of een motel of wat? Na een half uurtje verder rijden komen we aan in Geraldton; we eten daar friet bij de welbekende gele ‘M':
Enthousiast huppelmeisje met ponytail: 'No we don't have a vegetarian alternative for a burger',
Blase Robbie: 'Nothing at all?'
Het EHMP: 'Well, we can make all the burgers without the meat'
Koene Ridder Rens: 'But then we getjust some bread with salad!?'
Het EHMP: 'Yep'
We hadden al even gekeken bij de thai (' Hee ze hebben een thai!'), maar ook hier blijkt dat je voor de rijst apart moet betalen (alsof het diamantstof is; rijst is een van de goedkoopste granen ter wereld en Indonesie is om de hoek, hoe moeilijk kan het zijn?), dus dat doen we niet. Onderhand zijn we wel een stuk opgeschoten, we zitten al in de buurt van de Shark Bay, als we besluiten om de tent maar op te zetten bij Coronation beach: in het donker manouvreren we de auto voorzichtig over de dirt road (de regen is ietsiepietsie minder) en zoeken een geschikt plekje. We zeten de tent op, maar als we de haringen er in willen slaan blijkt de grond wel een beetje hard. Rens gaat op zoek naar een steen, Rob houdt de tent vast in de wind. Rens komt stralend aanlopen met een grote plastic piloon terwijl de tent staat te bokken onder Rob; Neeeeeh! Dit willen we niet! Het begint uiteraard ook weer keihard te regenen. In een korte maar heftige driftbui gooien we de natte tent maar weer in de auto en karren weg. Ondertussen is het mooie, nieuwe en schone autootje al helemaal vermoddert en verzand. Dat begint al goed. En dan rijden we opeens langs een open stuk langs de weg. Alleen de goden weten waarom, maar het is nu droog en de wind lijkt gezakt. Eindelijk; het tentje staat nu wel zo neergezet, stenen genoeg, dus we kunnen met veel plezier de haringen in de grond rammen. De volgende dag blijken we op een erg mooi plekkie te staan, de zon schijnt en de wind is weg. Als we een endje verder rijden blijkt dat we op een haar na de free camping van Galena Bridge hebben gemist; een mooie plek aan een riviertje midden in het niets.
We rijden lekker verder in het zonnetje (mogelijk hebben we toch nog iets goeds gedaan door te besluiten om Perth te ontvluchten) als we een egel over de weg zien scharrelen. Rob wil het beestje helpen met oversteken, maar Rens vraagt zich af hoe je een egel moet ‘helpen', dus we doen maar niks. Het landschap is open, groen en erg mooi, overal knallen er wildflowers uit de grond, vooral veel geel van de acacia's maar ook wit, paars en rood; in de berm groeien wuifgrasjes die mee-headbangen op de wind, het zijn net freggels; we zien enorme zandduinen opdoemen als we op de Coastal Highway zitten en regelmatig moeten we remmen voor kamikazevogeltjes. Waarom weten we niet maar veel vogeltjes zijn zo dom om net te gaan vliegen als wij langs komen razen. We bereiken eindelijk de camping van Money Mia (mankie mij-jaa) aan de Haaibaai, daar gaan we dolfijnen bekijken! We staan op een rottig stukje grasveld, waar een enorme generator staat te brommen en de uitgedrukte peukjes liggen om de tent heen. Maar goed, de keuken is prettig en de douches zijn heerlijk. We ontmoeten de duitser Fynn, die gestopt is met studie en nu aan het bedenken is wat te gaan doen met zijn leven. In ieder geval doet hij iets met ons leven door zijn fles wijn met ons te delen. Hjammie! En zo leren we een nieuw duits woordje: Zum wohl (wat hij uitspreekt als tsoem boel) wat proost betekent.
De derde dag is het stralend weer, een strakblauwe hemel; we staan vroeg op om net als de rest van de camping met z'n allen te gaan kijken naar de dolfijnen. Tanya-de-rangermevrouw verzekerd ons dat het ‘wild animals' zijn, ze mogen niet aangeraakt worden (ze bijten!) en we moeten allemaal in de branding blijven staan. Dan worden ze gevoederd; ze krijgen ieder een visje van iemand uit het publiek. Nouja, wild animals.. ze weten dondersgoed dat ze om 8 uur een visje krijgen. Rob vindt het een poppekastje met getrainde huisdieren. Rens staat helemaal vooraan en geniet er wel van. Een japans meisje geeft een visje en wil toch even aaien, natuurlijk, een japanse, verstaat waarschijnlijk geen woord van al dat engels. Tante Tanya houdt haar gelukkig tegen. We breken op, zeggen beleefd dag tegen Fynn en rijden naar Denham een stadje in de buurt waar we tanken en een permision-formuliertje regelen om 1 nachtje wild te kamperen in een restrict area (als je geen permissie hebt dan riskeer je een boete van 1000 dollar). En dat restricte area is Fowler's Camp; een prachtig plekje aan een mooie baai, met mangroves, grillige rotsen, wit zanden een blauwe zee. We zijn er al vroeg, zetten ons tentje op en vermaken ons prima: Rens leest en drinkt koffie en Rob gaat ‘ontdekken'. Tegen de avond wandelen we naar een ander baaitje; Rob zwemt (lees: poedelt tot aan de heupen in de branding) in de zee!! Rob trotseert haaien en andere enge beesten. Rens is natuurlijk vol trots, en blijft veilig aan de kant.
De volgende dag rijden we weer naar Galena Bridge en gaan nu wel op de juiste plek staan; we vinden aan de rand een mooi stukje gras aan de oever van de rivier, zwarte zwaantjes dobberen op het meertje. Prachtig. Onderweg hebben we bij de Overlander Roadhouse, waar Kirsty nog een paar maanden heeft gewerkt (en ja we hebben foto's!), gratis gedoucht. Niet dat het gratis was, maar we hebben gewoon niet betaald. Soms moet je de regeltjes een beetje overtreden nietwaar? We zijn in de buurt van het Kalbarri National Park; we gaan kijken naar ‘Nature's Window' een stuk rots met een gat waardoor je naar de rivier beneden kan kijken. Wel mooi, maar ook heel druk, vooral bezocht door de grey nomads die en masse voor ons beeld gaan staan. Gelukkig zijn het vrolijke gezellige lui, allemaal vinden ze Holland ‘amazing' en kennen ze allemaal wel een hollander en allemaal vinden ze de vilten hoed van Rens ‘nice'. We gaan kijken bij de Z-bend, een mooi canyonachtig stuk en voor dat alles moeten we wel een paar kilometertjes over conjugated (geribbeld) road heenrijden, we hadden de tip gekregen om er snel overheen te gaan, 60k bijvoorbeeld,dan voel je het minder. De auto trilt als een gek, en begint er steeds uitgewoonder uit te zien. Maar hij doet het wel! Geen kuren; heel fijn; de herinnering aan crappy car vervaagt langzaam. ‘s Avonds rijden we verder richting het zuiden; we komen langs The Pink Lake bij Port Gregory, een meer dat inderdaad knalroze in het landschap ligt. We hadden de tip gekregen om eens bij de Wagoe-camping te kijken en dat blijkt op zich een goeie keuze. Het strand daar is prachtig, met enorme duinen van wit zand en een rotsachtige kust waar de zonsondergang in de stille baaitjes schitterend wordt gespiegeld. het nadeel van de camping-op-de-heuvel blijkt als het donker wordt en steeds harder gaat waaien; we staan op een open stuk (net als de rest van de camping) en de hele nacht klappert de tent als een gek, Rens gaat zelfs in de auto slapen. ‘s Ochtends is net zo erg; onze buren hebben hun grote tent hap-snap neergezet en buigt bijna door tot op de grond. Wegwezen dus!
The Pinnacles in het Nambung National Park zijn kalkstenen rotsformaties die kilometers lang uitgestrekt in het gebied staan; de meeste zien er uit als ingezakte kerktorens, sommige klein, maar sommige zijn wel 3 tot 4 meter hoog. Een italiaanse zit opeens heel hard te gillen, ze ziet een serpenta, ze bedoelt een slang, maar het is een soort lizard, een apart dier wat niet heel snel is, maar wel mooi. We blijven tot de avond, en zien de lucht kleuren van zachtblauw naar lila en oranje; de rotsjes kleuren mee. Van te voren hadden we al een plekje gezocht om te kamperen; ergens in het nationaal park, waar we een mooi plekje aan het strand vonden (en een echte wilde dolfijn (ja Tanya!) in het water zagen rondscharrelen; eerst dachten we nog dat ie vast zat, maar kennelijk was hij een beetje aan het grazen ofzo) en daarvoor een stuk of 5 verboden-te-kamperen-borden negeerden; we oefenen met 'wie no spiek inglisj' mocht de ranger toch nog vol onbegrip langskomen. Er staan ook twee busjes met duitsers, die doen precies hetzelfde als wij, ook altijd van die raddraaiers. Een van de duitsers is Gunter, een lekker ding die al ruim een jaar rondtoert in Oz en af en toe ergens werkt, heeft hier in het westen al meer dan 10 duizend dollar gespaard! Sowieso heb je hier in het westen, vanwege de mijnen en de schaarste aan vaklui, waanzinnig hoge salarissen en als je fly in, fly out werk doet (je vliegt naar the middle of nowhere, werkt daar een paar weken aan 1 stuk door en dan vlieg je voor een week of twee weer terug om bij te tanken) kan je bijvoorbeeld in drie jaar tijd je huis afbetalen. We worden wakker van vogelgefluit en het zachte klotsen van de branding. Weer op pad, nu naar het oosten! Onderweg komen we regelmatig bordjes tegen met het verzoek om vooral hun Heritage 'dingetje' (meestal een klein museumpje)te bezoeken. Niet om lullig te doen, maar om nou te gaan kijken naar een roestige graanmachine uit 1880 of een verweerde hooivork is niet iets waar wij erg enthousiast van worden. Australiers vinden al dat ancient stuff helemaal geweldig, staan er voor in de rij en betalen af en toe zelfs toegang.
We hadden al bedacht om naar Wave Rock te gaan in het binnenland, bij het stadje Hyden; we besluiten om via het dorpje Gingin te gaan om zo de drukte van Perth te ontwijken en zo zien we gelijk wat van de streek. In Gingin drinken we onze dagelijkse portie koffie in een opvallend hip cafe. En dan ontdekken we dat de camera een beetje gek doet. Sowieso doet de camera heel raar: op een of andere manier ziet Rens er altijd uit als een stoere leuke sportbilly, maar Rob ziet er, tja, anders uit dan in het echt (in het echt ziet Rob er namelijk ook stoer en leuk uit), heel raar. Maar nu doet ie anders gek: onze camera, rots in de branding, heeft alle foto's gedieliet van onze avond bij het Wagoe strand! We raken allebei melancholisch; gelukkig is de koffie al op, dus dat hebben we tenminste nog in the pocket. Onderweg komen we weer veel kamikaze vogeltjes tegen en nu ook een paar keer zo'n lizard, die we nu ook serpenta noemen, die heel ondarwinistisch superlangzaam de weg oversteken. We zien in het prachtige heuvellandschap veel uitgestrekte grasvelden, en velden vol met koolzaad (of lijnzaad?) bloemen, knalgeel in het felle zonlicht. De berm staat vol met prachtige gum trees. Het ruikt lekker en we rijen ook lekker! We hebben nu een radio die het doet en we zingen mee met het liedje Islands van ‘Monsters & Men' dat vaak op de radio langskomt.In de supermarkt van York wint Rens met een kraskaartje een reep chocolade! Wat kan het leven toch mooi zijn! We slapen ergens in een stuk niemandsland in de buurt van dorpje Kundinin, erg verlaten, en afgezien van een knauw van eenbull ant in Rob zijn kleine teen, en een troep schreeuwerige Gahla's, ideaal voor ons (Rob kan weer een eng beest toevoegen aan zijn lijstje, en blijft de rest van de avond angstig uitkijken naar Bull Ants; kijk zelf maar hoe eng: http://australianmuseum.net.au/Bull-ants). En dan dag 8 alweer; we komen aan bij Hyden, zoeken en vinden de Wave Rock, een sediment-rots die door de tijd zo gevormd is dat hij als een soort golf-uit-de-zee oprijst uit de grond. Bovenop de rots zijn er overal poeltjes met mosjes, kikkervisjes en gek genoeg ook garnaaltjes. Hoe zouden die daar nou terecht gekomen zijn? Het is leuk en mooi, maar we zijn snel verveeld. We rijden nu door naar het zuiden. Kennelijk zitten we in ‘The Wave County' zo wordt ons door borden duidelijk gemaakt, en we krijgen de opdracht om softly te waven naar andere automobilisten, wat we natuurlijk doen. Net koningin Bea in haar Hyundai. We komen langs andere meertjes met gekke kleuren, eentje is oud-roze en de ander is gifgeelgroen. Apart hoor!We rijden lekker snel door, op een of andere manier zijn de afstanden hier net wat beter te doen en we schieten elke dag goed op.
Opeens zien we aan de horizon hoge bergtoppen verschijnen, we hadden al gelezen over de Stirling Ranges, we dachten aan heel Australische weggeerodeerde heuveltjes maar dit ziet er heel onaustralisch scherp en hoog uit. Kamperen doen we op de campingsite (14 dollar voor twee, opgehaald door twee rangers) die midden in het park in het bos ligt. Een vrouw vertelde geanimeerd over haar avontuur op de snelweg, ze had zo haar best gedaan om wat Emu's te ontwijken, maar terwijl ze dat deed sprong er een kangaroe voor de bumper (dood). We worden wakker gehouden door een luid aanhoudend oe-oe, oe-oe, oe-oe (etc), we denken aan kikkers of een uil. De volgende ochtend hoor ik van een kampeerdermevrouw dat het een tawny frogmouth is, foutief een Mokope genoemd, maar dat klopt niet zegt ze, want dat is een uil en een frogmouth is een beetje een sullig nachtvogeltje met een brede snuit. Hoe dan ook, ik zeg voor de grap als we wegrijden dat ik op jacht ga naar frogmouths! Wat een rotbeest! We proberen een scenic route te rijden door het park voordat we naar de zuidkust gaan, maar dit blijkt weer zo'n conjugated dirt road te zijn, dus na zo'n 20 minuten al onze vetrollen te voelen meetrillen met het wegrelief (en over een (dooie??) slang gereden te hebben, keren we alweer om. En wat is scenic als we constant naar de weg zelf moeten kijken? Scheelt ook weer in tijd, die hebben we niet, we moeten door. We zijn net japanners, die Europa in 1 week ‘doen'.
We komen aan in het mooigelegen stadje Albany en doen daar een koffietje; Rens koopt twee supergoedkope superstrakke tshirtjes waar hij heel blij mee is (' Is wel eens lekker een ander stofje op je lijf'), stoppen bij Williams Bay (een prachtig strand met gekke afgeronde rotsen en mooie baaitjes),en nog een andere baai, Peaceful Bay wat eigenlijk nogal saai is en stoppen uiteindelijk bij een camping in het Shannon National Park: we hebben een plek midden in het bos, Rob wil een groot kampvuur maken, maar het gaat helaas weer regenen, dan maar concentreren op de douche. Je kan hier namelijk de douche zelf met hout opstoken! Het duurt wel een paar uur voordat het water warm genoeg is, maar kennelijk blijft het vuurtje wel branden, want de volgende ochtend kunnen we nog steeds een warme douche nemen. De Kookaburra's en de raven vliegen constant in de buurt sloom rond. Er is zelfs een liedje gemaakt voor de Kookaburra, The Kookaburra Song van Marion Sinclair uit 1932 en dat gaat zo:
Kookaburra sits on the old gum tree
merry, merry king of the bush is he
Laugh Kookaburra, laugh Kookaburra
Gay your life must be
De volgende ochtend springen er opeens drie Emu's de snelweg op, en in plaats van snel door te rennen, staan ze een beetje stom te dansen op de weg. Gekke kippen. De weg is schitterrend; de hele kust hier bestaat uit bijna een groot natuurgebied, verdeeld over een paar nationaal parken; het is heel groen, enorme reuzen-gum trees staan langs de weg, overal varens, en het is hier nat, veel rivieren, beekjes en meertjes. We stoppen even bij de vuurtoren van Leeuwin National Park, waar de twee oceanen elkaar ontmoeten (en waar de vissen gek van zouden worden, later hierover meer), maar vuurtorens zijn saai, we zijn moe, het is te warm, bla bla, en we moeten nog betalen ook, dat doen we dus niet, maar kijken wel aan de andere kant aan het strand, waar de zee diepgroen is (The Turquoise Coast zeggen de aussies) en het zand spierwit. Van hieruit is het weer richting het noorden, richting Perth, maar eerst moeten we door het wijngebied, overal wordt hier de druif vereerd en geteeld. Zelfs zoveel dat er in 2005 besloten werd om het overschot te gaan verkopen onder de naam ‘cleanskin', wat wil zeggen dat er geen brand op staat, maar alleen de soort wijn. Voor heel weinig geld kan je misschien wel een heel goede (oorspronkelijk dure) wijn kopen. Misschien onderwerp voor een mooi onderzoek, kijken of het aantal verslaafden is toegenomen. We maken een afslag om Margaret River te bezoeken, het Mekka van de wijnproductie en -consumptie om daarna daadwerkelijk een Winery te bezoeken: Howard Park Estate & Mad Fish Wines, (vernoemd naar het gek worden van de vissen door de twee oceaanstromen) . Bij de ingang staat een bord met de tekst: ‘Who's the skipper?', het aussie equivalent voor ‘wie is de bob?'. We kopen hier wat flessen omdat je dat schijnt te doen bij een winery (en Rens proeft en Rob niet, die is de skipper). Rob: 'waarom hebben ze geen coffery ofzo?'. Grappig genoeg komen we langs een weg met alleen maar religieuze camps: catholic youth camp is buur van the baptist youth camp en de buur daarvan is the united church family park en die heeft weer the christian brethren camp als buur. Tjonge, wel een hoop kampen voor de relijeugd.
Die nacht slapen we weer lekker ergens wild in het Tuart Forest National Park bij Ludlow in de buurt; we kunnen zo een stuk het bos inrijden en tussen de bomen en de massa's zantedeschia's zetten we het tentje op. Rob doet een geweldige ontdekking: er zijn zelfs nog groterebull ants! Deze zijn bijna 3 cm lang en je hoort ze bijna rondstappen. Heel fijn om te weten. Omdat er ook nog eens ongeveer 1 miljoen muggen op ons bloed jagen, gaan we vroeg naar bed. We zijn doodmoe van al dat rondgerij en besluiten de volgende dag om eigenlijk maar meteen door te rijden naar Perth, wat ook nog maar zo'n 2 uur verder ligt. We wilden langs de kust gaan om zo nog even wat mee te pakken van het uitzicht (en heeel misschien koffie in Fremantle!?), maar op een rare manier zitten we opeens op een heel andere snelweg. We nemen dan maar een afslag naar links, rijden, 'he wat apart' zo een woonwijk binnen, en 'he wat apart' zo een industrieterrein op en als we voor ons wat trucks zien rijden, willen we keren, en 'he wat apart' zitten we opeens vast in het zand en voordat we het weten staan we een uur later nog steeds te graven. Door het constante proberen om er uit te rijden, hebben we onszelf ongemerkt steeds dieper in het zand begraven. Het zand zit nu vast tegen de onderkant van de auto aan gedrukt, dus de wielen 'hangen' nu wat in de lucht. Dat betekent graven... we krijgen een schop van de werklui, zitten op onze knietjes zand weg te scheppen, en later liggen we op onze buiken om onder de auto al het zand weg te hakken. Waar komt al dat zand opeens vandaan?? Ongelofelijk! Binnen 5 minuten kan je leven behoorlijk veranderen. Uiteindelijk takelt een van de truckmeneren (type Onslow) ons uit de grote zandput waar ons autootje in is verdwenen en sleurt ons de weg weer op. Das fijn! We kunnen weer verder. Onder het zand, zweterig en hondsmoe karren we naar ‘huis', nog steeds met ongeloof over wat er net gebeurd is. ‘Alsof de duivel er mee speelt' zegt Rob altijd. Die koffie in Fremantle skippen we maar. Over een uitgewoonde auto gesproken... Wie o wie in Nederland wil zijn autootje aan twee betrouwbare bestuurders uitlenen?
Reacties
Reacties
Mooie avonturen weer jongens! Veel plezier nog de laatste dagen en goede vlucht terug.
Been there, seen it, done it, wish I could do it again... Nog heel veel plezier!
xpetra
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}