Cusco / Qosqo, Sacsayhuaman, Pisac, Ollantaytambo en Machu Picchu
En toen waren we opeens in Cusco, de oude hoofdstad van het Incarijk en nu tweede stad van Peru. De naam Peru is verzonnen door de spanjaarden die de naam van een plaatselijke koning, Birú, in het huidige Panama aan het incagebied gaven, de Inca zelf noemden hun land ´Tawantinsuyu´, land van de vier streken. De naam Inca is eigenlijk ook niet goed, want die term werd door henzelf voorbehouden voor de aristocratie van de quechuasprekende bevolking, maar opnieuw hebben de spanjaarden het hele volk zo herdoopt. De Inca hebben zelf een rijk veroverd vanaf de 12e eeuw, en begin 16e eeuw krijgen ze van de spanjaarden misschien wel een koekje van eigen deeg. Sowieso woonden in het rijk een mix van verschillende volken en culturen, en niet allen waren erg blij met de inca overheersing; een aantal hebben zelfs met de conquistadores meegevochten tegen de Inca hegemonie. In de stad kan je nog goed het verleden zien, veel straten hebben nog de heel herkenbare incabouwstijl, grote blokken steen die naadloos tegen elkaar aanzitten. Veel van de oude stad is echter vernield, de stenen zijn gebruikt voor de bouw van nieuwe koloniale huizen en de vele kerken. De grote archeologische site Sacsayhuaman bijvoorbeeld is voor 80% afgebroken, daar is onder andere de cathedraal van gemaakt (creatief recyclen noem ik het maar), de overige 20% is nog steeds indrukwekkend, dus dat zal oorspronkelijk een aardig bouwwerk geweest zijn.
Al snel wordt duidelijk dat Cusco een handelsstad is. Het contact met de lui van Cusco gaat veelal als volgt; nee ik wil geen (gratis) massage, nee ik wil geen handpoppetje, nee ook geen tekening, nee ik wil niet dat je mijn schoenen poetst, nee ik wilwil geen foto makenvan jelama, nee ook niet van je alpaca,nee ik wil geen tour, en nee ik heb al een zonnebril, nee ik wil geen marihuana en nee bedankt, ook geen cocaine, nee ik wil je lammetje niet aaien en nee, ik wil niet in je restaurant eten, nee ik wilgeen taxi want anders loop ik wel naar je toe, nee ik wil niet op je paardje rijden, nee ik wil geen wandkleed en nee ik heet niet amigo,nee ik wil geen ´precio special´ ennee ik heet geen ´horseride´ maar Rob.......NEEEEEE! Bedenk het maar en het wordt je toegeroepen. Rens bedenkt een methode om mensen snel de mond te snoeren, namelijk door ´gratis besos´ (gratis kusjes)op te dringen. Weg zijn ze! Op de weg naar sites, zoals Sacsayhuaman en Pisac komen we vaak vrouwtjes tegen met een llama (dat is een lama, je schrijft llama en zegt jama) aan een touwtje. We mogen dan tegen een vergoeding beide op de foto nemen. Mwah, we zien vrouwtjes genoeg en llamas kennen we ook al en aangezien we tegenwoordig cheepo door het leven gaan betalen we natuurlijk nergens meer voor en zeker niet voor zoiets onorigineels als deze aai-me-lama-dames.Soms is het zo erg dat als je ergens je neus laat zien, je al de verschillende koppies ziet oplichten: ´daar komt een prooi aan´, een enkele keer worden we door verschillende aasgieren tegelijk besprongen. Rob krijgt last van het zeehondjes-syndroom; elke straat of plein is een potentieel rampgebied om ´doodgeknuppeld´ te worden. Het enige wat werkt is rustig doorlopen en honderdduizend keer no gracias zeggen. Negeren werkt ook. We spreken weer af met Muriel en haar Mukini´s. De 5 kindjes van Muka zijn net een weekje oud en liggen gezellig samen met mama onder een warme deken aan het voeteneind van het bed. Wij zijn (weer) ooms geworden!
Onze eerste Jeeej-we-zijn-in-incaland-ervaring is Sacsayhuaman, een maf bouwwerk van enorme megalithische stenen die als natte broden tegen elkaar aan zijn geplakt. Het geheel staat op en tegen een heuvel aan in de vorm van een langgerekte bliksemschicht (een zigzagpatroon). Uiteraard mag je bijna nergens meer komen (dat houdt de bewakers natuurlijk niet tegen om zelf op en over de stenen te lopen), maar er is nog genoeg te zien gelukkig. We fantaseren er op los, wat, hoe en waarom? We besparen jullie alle details, maar officieel is het een fort, gecombineert als religieus ´iets´. Tja, als archeologen / antropologen het niet meer weten, dan is het religieus :-) Het is een enorm groot gebied, vol met vreemd gevormde en uigehakte stenen. Onder andere de uit de rots gehakte stoeltjes (kuipjes), nisjes en trappetjes, zijn overal te vinden. Er is een heuvel met gladde golvende steenmassa´s (het lijkt op een lavastroom) en er zijn een paar amfitheaters met onderaardse gangetjes. We zijn als kinderen zo blij en spelen er de hele dag! We mogen gek genoeg niet op een heuveltje lopen (waar duidelijk paadjes lopen, dus we zullen niet de eerste mensen zijn) en worden driftig teruggefloten (arriba, arriba!!). Sowieso worden we drie keer gecontroleerd of we wel echt het kaartje hebben betaald. Bewakers zijn niet onze beste vrienden...
De volgende dag kopen we een bolleto turistico en de toegangskaartjes voor Machu Picchu (oftewel Mapi). Alle archeologische sites zijn alleen toegankelijk met 1 toegangskaart, de bolleto turistico. Die kost 130 soles pp (bijna 40 euro) en zijn tien dagen geldig, je kan dus niet los kaartjes kopen. In Mapi mogen ´maar´ per dag zo´n 2500 mensen komen, alles is erg gereguleerd, dus we moeten dit een weekje van te voren regelen. Uiteraard kopen we de kaartjes natuurlijk niet bij het kantoor waar een bordje hangt ´tickets for sale Machu Picchu´, maar bij een kantoor van het Ministerio Cultural aan de andere kant van de stad. In dit kantoor blert een tv een afschuwelijke huppelkwis, staat een radiootje keihard incapop te braken en is de beambte moe en gaapt wat onverstaanbaars. Bij het ene loket koop je dan een bewijsje en bij het andere loket krijg je daarvoor in ruil dan de echte kaartjes. Gelukkig ook hier weer met een leuk stempeltje (´pagado´ wat betaald betekent, ook heel fijn om te hebben). Hier kosten kaartjes 152 soles pp. Peruanen betalen uiteraard een heel andere, lagere prijs. Waar wij bijvoorbeeld bijna 60 euro moeten neertellen voor een treinkaartje, betalen Peruanen zelf maar tien soles / 2,80 euro. Mapi is een grote geldmachine ontdekken we tot onze grote verrassing (not!). En daarom planden we een weekje een eigen tour, we zouden zelf naar Ollantaytambo gaan, ondertussen wat sites bezoeken, dan naar Machu Picchu gaan, via Aguas Calientes en dan weer via een andere route terug naar Cusco.
Ollantaytambo, of Ollanta is een prachtig mooi bewaard gebleven inca-dorp (met een koloniaal sausje er overheen) en plek van de site met dezelfde naam: hier staat de zonnetempel (gekke naam voor een gebouw waar alleen ´s ochtends vroeg de zon op schijnt) en wat andere goed bewaard gebleven huizen en een hoop terrasbouw, prachtige terrassen van steen (met opstapjes die als een ladder in de muren zijn verwerkt) die op een kunstige wijze tegen de steile heuvels zijn aangebouwd, en dat in een bergachtig gebied waar de Urubambarivier doorheen kolkt. We verblijven bij hotel Kuychipunku, bij vrolijke en vriendelijke gastvrouw Lusmila, waar we de kamerprijs ernstig kunnen afdingen: in sommige dingen zijn we erg goed geworden! In Ollanta gaan we ook los met de markt afstruinen, galeries bezoeken en winkeltjes uitpluizen en aan het eind van ons verblijf zijn we aardig wat doeken, dekens en oude antieke manteltjes rijker. Die mantels werden gemaakt van twee aparte weefdoeken, later aan elkaar geknoopt. Elk weefdoek werd op een traditioneel weefgetouw gemaakt, van katoen en alpacawol; over één zo´n doek deed een weefster wel twee maanden (voor een mantel reken je vier maanden). De alpacawol werd ook nog eens met de hand gereinigd en geverfd met natuurlijke kleuren (het rood kwam bijvoorbeeld van de cochinelle, een luis die op cactussen leeft). Heel tijdrovend allemaal. Gelukkig herkennen we een kwaliteitsproduct en met onze afdingvermogens troggelen we prachtige stukjes textiel af van de plaatselijke marktlui.
En toen kwam de dag van Machu Picchu aan. We waren allebei een beetje ziek geworden van het gedoe rond Mapi, de vele verbodens, de moeite om er te komen (Aguas Calientes is een dorpje dat niet bereikbaar is met de auto, wel met de trein, maar die hebben ze schreeuwend duur gemaakt, ook weer zoiets..), de belachelijke prijzen en het hele toeristische circus er om heen. We besluiten om geheel onafhankelijk naar Santa Teresa af te reizen, een dorpje aan de andere kant van Mapi. We worden afschuwelijk geript voor het tochtje naar dit dorpje, maar gelukkig is de reis door het hooggebergte waanzinnig mooi, dat verzacht alle pijn. We zitten in een hospedaje waar de bedrading van de elektrische douche een rookwalmpje afgeeft, we waarschuwen de eigenaresse, maar die heeft een heel eigen uitleg: ´nee, nee dat is stoom!´, en daarbij het geblakerde draadje vakkundig negeert. We besloten om te dobberen in de natuurlijk hotsprings van Cocalmayo, maar toen we aankwamen bleken we niet de enigen die zin hadden in een bad. Eerst maar een biertje met Marcel en David, twee duitse jongens die we tegenkwamen in de collectivo. Na twee biertjes en zonsondergang was het een stuk rielekster geworden en lieten we onszelf gelukzalig in het warme water zakken. Lekker hoor. Vanaf St Teresa is het mogelijk om langs het spoor, geheel in cheepo stijl helemaal gratis, naar Aguas Calientes te lopen dus dat doen we. De wandeling zelf is ook mooi, het gebergte hier ligt lager en is een stuk tropischer en jungleachtig, warm en vochtig, met veel prachtige vegetatie en massa´s bloemetjes en vogeltjes! In de taxi van St Teresa naar het beginpunt van de wandeling ontmoeten we Mariella, een peruaanse die besluit om met ons mee te wandelen, ze heeft jaren als gids gewerkt en vervalt automatisch in haar oude rol, wat ons wel goed uitkomt, want ze weet de weg, kent wat shortcuts en kan al onze vragen over de Peruaanse cultuur beantwoorden. Onderweg zien we af en toe een glimp van Machu Picchu, die hoog bovenop een berg ligt, door het groen heen glinsteren.
Aguas Calientes is op het eerste gezicht een best leuk dorp, maar het blijkt walgelijk duur te zijn, als rechtgeaarde cheepo stuit ons dat enorm tegen de borst. Maar ook hier weten we een weg, we eten bij de Chifa (chinees restaurant), kopen op de plaatselijke mercado, slapen goedkoop en besteden alleen maar goed geld aan een goede koffie. Zo is het wel vol te houden. Eén nachtje Aguas, dan de volgende dag in alle vroegte naar Mapi te wandelen (om 5 uur staan we op, en beklimmen we de bergwand), ´s avonds dan weer een nachtje Aguas en de volgende dag weer terug naar ons geliefde Ollanta. Samen met tientallen anderen klauteren we over een oud incabergpad, het is goed betegeld, maar wel erg steil, maar aangezien we ze allemaal inhalen hebben we toch wel een goede conditie opgebouwd. Uiteindelijk sta je dan ´s ochtends in het halfdonker en de kou met z´n allen te wachten totdat de poort opengaat. Het gaat wat traag, maar wel redelijk soepel (kaartje laten zien plus paspoorten en hoppa je kan zo de site binnenwandelen). We besluiten, achteraf gezien heel wijs, om hoog op een terras te gaan zitten kleumen en wachten op de zonsopkomst. Het is redelijk licht, maar de zon moet nog voorbij een bergkam zien te komen, dan komen de eerste zonnestralen over de bergtoppen heen en worden her en der bergkammetjes beschenen, terwijl de rest nog in de schaduw gehuld is,mooi mooi mooi!! We gaan alles bekijken. Rens vindt het eigenlijk een kleine site, een dorpje, maar na een paar uurtjes wandelen blijkt het groter te zijn dan gedacht. We hebben ook toegangskaartjes voor Wayna Picchu gekocht, de grote bergtop die aan de achterkant ligt, daar zijn maar voor 400 mensen plaatsen gereserveerd. De tocht is mooi en lang, erg steil, soms een tikkie gevaarlijk. Sommige mensen komen bijna kruipend naar beneden, bang om te vallen. Op de top is het dringen om een plekje, het circus is begonnen. We maken de tocht naar de achterkant van de bergtop en bereiken de Templo de la Luna (de tempel van de maan), een mooi wit gebouwtje onder en in de rotsen gebouwd. Als we terugkomen in Machu Picchu, blijken de grote touringbussen al aangekomen, grote groepen mensen druppelen over de site heen. Rob wordt door een gids weggestuurd van zijn plekje (´Rob zegt, ik moet ook wachten, ieder zijn beurt) en Rens wordt door een bewaker aangesproken op het (prohibido!!) eten van een broodje kaas. Rens wordt boos, ´esta extrano senor´ (tis vreemd meneer) en hapt vrolijk en tegendraads zijn boterhammetje op. Later worden we weggefloten van het sappige stukkie gras waar we ons op hadden gevlijd, kennelijk mogen alleen llama´s daar lopen. Overal wordt er trouwens gegeten, gedronken, gerookt en op sappige stukjes gras gelegen, maar kennelijk vallen wij op. Een bewaker neemt me nog even mee om naar een knaagdiertje te kijken, een soort mix tussen een cuy (een cavia) en een eekhoorntje; er blijkt een hele gemeenschap van die beestjes hier te wonen! Leuk hoor. Na tien uur rondhobbelen zijn we het moe, Rob raakt overspannen van de gekke mensenmassa om hem heen en Rens heeft last van pijn in zijn knieën; we gaan weer naar beneden. Machu Picchu is geweldig mooi (vooral ook door de ligging), maar het voelt ook half als een verplicht nummer dat even afgedraaid moet worden.De volgende dag besluiten we om de trein naar Ollanta te nemen in plaats van de hele riedel via St Teresa, we betalen met pijn in ons hart een berg geld, maar de volgende dag zitten we met onze handjes en neusjes aan het raam geplakt; de reis duurt twee uur lang, volgt de Urubambarivier en laat een prachtig berglandschap zien. We krijgen onderweg ook nog eens een kopje koffie / thee er bij! Nu nog een aantal dagen Cusco, en dan gaan we richting Puno en dan Bolivia!
Reacties
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}